Jaarverantwoording 2018

Lokale heffingen

Actuele ontwikkelingen

3.1.3 Actuele ontwikkelingen

Kostendekkendheid leges
In 2018 heeft de raad een besluit genomen over de kostendekkendheid van de leges in titel 1 en titel 3 van de legesverordening 2019. Voor producten die vallen onder de algemene dienstverlening (titel 1) is de totale kostendekkendheid vastgesteld op 100%. Onze inwoners, bedrijven en andere afnemers betalen daardoor zoveel mogelijk de werkelijke kosten die gemaakt worden om de dienstverlening te kunnen leveren (daar waar dat wettelijk mag en kan). De kostendekkendheid van diensten die vallen onder de Europese dienstenrichtlijn (titel 3) is vastgesteld op 68%.  

Zonnepanelen

De WOZ-waarde wordt bepaald op basis van de Wet WOZ. Op de uitvoering van deze wet door gemeenten wordt toegezien door de Waarderingskamer. Jaarlijks controleert de Waarderingskamer of het GBT de wet uitvoert conform de wettelijke bepalingen. Bij de waardebepaling moet de onroerende zaak worden gewaardeerd. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald op basis van marktgegevens. Tot de onroerende zaak behoren ook eventuele zonnepanelen. Het GBT heeft geen beleidsvrijheid om zonnepanelen niet in de waarde te betrekken. In hoeverre de aanwezigheid van zonnepanelen van invloed zijn op de waarde, blijkt uit de beschikbare marktinformatie. Uit de permanente marktanalyse tot nu toe is niet gebleken dat de aanwezigheid van zonnepanelen van invloed is op de verkoopwaarde.

Mocht in de toekomst uit de permanente marktanalyse blijken dat de aanwezigheid van zonnepanelen wel van invloed is op de verkoopwaarde, dan heeft een gemeente de mogelijkheid een facultatieve vrijstellingsbepaling voor de OZB op te nemen. Het GBT zal dan per object met zonnepanelen moeten bepalen wat de waarde is van de zonnepanelen op basis van levensduur, kwaliteit, aantal, ligging, etc. Dit is vooralsnog niet aan de orde. Het college volgt de ontwikkelingen op dit punt.

Amendement Omtzigt
De Gemeentewet maakt voor de OZB onderscheid tussen woningen en niet-woningen. Eigenaren van woningen worden in de OZB-eigenarenheffing betrokken en gebruikers van woningen betalen geen OZB. Eigenaren en gebruikers van niet-woningen betalen respectievelijk de OZB eigenaren niet-woning en de gebruikersheffing niet-woning. Beide tarieven voor niet-woningen zijn hoger dan het eigenarentarief voor woningen. Sportvelden, dorpshuizen, sportkantines, dorps- en buurthuizen worden voor de OZB aangemerkt als niet-woning en worden dienovereenkomstig in de belastingheffing betrokken.

In het Belastingplan 2019 is het zogenaamde amendement Omtzigt opgenomen waardoor artikel 220f van de Gemeentewet per 1 januari 2019 is gewijzigd. Dit betekent dat voor - nader door de gemeente te bepalen - sociaal behartigende instellingen, het lagere woningtarief mag worden gehanteerd. In de OZB-verordening van een gemeente kan (het amendement biedt de mogelijkheid om dit te doen, het is niet verplicht) een bepaling opgenomen worden strekkende tot het toepassen van het woningtarief voor nader te bepalen onroerende zaken.

De toelichting op het amendement en de wettekst zijn op onderdelen tegenstrijdig en niet duidelijk. Hierdoor is de reikwijdte van het amendement niet helder. Daarnaast zijn er ten aanzien van de praktische uitvoering ook de nodige vragen bij gemeenten. De gevolgen van de eventuele toepassing van dit amendement, door wijziging van de OZB-verordening, zijn op dit moment dan ook niet goed in te schatten. Verwacht wordt dat de toepassing van dit amendement vooralsnog zal leiden tot juridische procedure en bijbehorende jurisprudentie. De VNG heeft namens de gemeenten een brief gestuurd aan Staatssecretaris Snel van Financiën, waarin diverse vragen worden gesteld en knelpunten worden gesignaleerd. Gezien voornoemde onduidelijkheid wordt in de gemeente Almelo vooralsnog geen gebruik gemaakt van deze wetswijziging. Het college volgt de ontwikkelingen uiteraard met aandacht en zal op een later moment een afweging maken over de toepassing van het amendement.

ga terug